Het spel van verkennen

 

Baden-Powell beschreef in een aantal boeken de inhoud en de bedoeling van Scouting. Veel leiders en jongens lazen destijds die boeken, vooral "Het Verkennen voor Jongens".
Maar in de zestiger jaren vroeg de jeugd waar al die fatsoensregels op gebaseerd waren, die hun zo hinderden. Dat wisten hun ouders eigenlijk niet. Zo was het nu eenmaal en zo hoorde het. Daarop gingen alle saaie netheid, regels en burgerlijke braafheid overboord. De padvinder in korte broek, met iedere dag zijn goede daad, trof hetzelfde lot en sindsdien wordt Baden-Powell niet meer gelezen. Wie echter de vroegere leiders en hun verleden wil begrijpen, zal in deze boeken op zoek moeten gaan naar de wortels van Scouting.

Het doel van scouting was opvoeding, vooral tot zelfstandigheid, hulp aan de ander en lichamelijke gezondheid. Baden-Powell hield niet van preken en lesgeven, dus verwerkte hij het in een spel dat zo leuk was, dat een jongen het vanzelf in zich opnam. "Denk er aan, dat je de jongen moet leiden, niet drijven. De sleutel tot succesvol onderwijs is niet de jongen les te geven, maar hem zover te krijgen dat hij zelf leert". Het woudlopen en het (militaire) verkennen werd door Baden-Powell tot een spel gemaakt: het spel van verkennen.

"Als God van de jongen een schepsel heeft gemaakt met grote en rusteloze energie, met een onderzoekende, nieuwsgierige en enthousiaste geest, een gevoelig klein hart en een romantische verbeelding, dan moet jij daar gebruik van maken in plaats het te onderdrukken" (Biografie Jim Neal, Baden-Powell)

"Het hele project was opgezet rond het principe van een leerzaam spel, een vrijetijdsbesteding waarin de jongen ongemerkt geleid zou worden om zichzelf te leren". (Lessons from the Varsity of Life. Baden-Powell)

"Als je probeert om jongens onder goede invloed te krijgen ben je als een visser. Als je aas aan de haak doet waar je zelf van houdt, zul je niet veel vangen, en zeker niet de schichtige, dartele of schuwe en voorzichtige vis. Neem daarom als aas het voedsel waarvan de vis houdt.
Zo is het ook met jongens. Als je tegen hen gaat preken over hoogdravende onderwerpen, zul je ze niet vangen. "Brave-Hendrik-achtigheid" jaagt de flinkere weg en die moeten we juist hebben. De enige manier is hun iets te bieden, dat hen trekt en hun belangstelling heeft. En ik geloof dat je dit in het spel van verkennen zult vinden." (Het Verkennen voor Jongens, Baden-Powell)

Voorop stond dus dat de jongen het leuk moest vinden. Het succes van Scouting is voor een groot deel te danken aan zijn scherp inzicht in wat jongens wel en niet leuk vinden en aan het feit dat het spel en de leiders zich hadden aan te passen aan de jongen, in plaats van andersom. "Plezier, vechten en eten zijn de drie onmisbare elementen van een jongenswereld" en daar moest je niet op mopperen, maar juist gebruik van maken. Wanneer jongens maar kort hun aandacht ergens bij konden houden, mocht je niet klagen dat ze ongeïnteresseerd waren, maar moest je de instructie in kleine beetjes geven.

Het achterliggende doel bleef de opvoeding en juist dat trok veel leiders. In het begin waren dat vaak onderwijzers, voor wie opvoeden een vak was. Ook zij zagen de nadelen van de schoolse opleiding en werden aangetrokken door Powells vooruitstrevende methode. Het verkennen zelf viel ook in de smaak. Over leiders zei Baden-Powell: "Mannen moeten jongens worden, zodat jongens mannen worden". Om weer net als in je jeugd jongen te kunnen zijn en in de natuur rond te trekken, was één van de aantrekkelijke kanten om leider te worden.
 
 
  Het spel van verkennen

"Met je rugzak op je rug en een stok in je hand of met je kleine canvas huis, je deken of je kookpot en VRIJHEID. Buiten in Gods open lucht, de heerlijkheid van hemel en aarde en zee in je opnemen, de kleuren zien van wouden en velden, de bloemen en het hooi ruiken, luisteren naar de muziek van beken en vogels en de fluisterende wind, de dieren en hun manieren leren kennen, tot je voelt dat je kameraden met ze bent en jezelf ontdekken als een deel van het grote ontwerp van de natuur." (Rovering to Success, Baden-Powell)
De kern van scouting lag in de grote liefde van Baden-Powell voor de natuur en het rondzwerven in de wildernis. Hij wist dat veel jongens dezelfde zucht naar avontuur hadden en er met groepen vriendjes op uit trokken (in Katwijk in duinen, strand en weilanden). Maar de werkelijkheid moest nog spectaculairder gemaakt worden door de verbeelding van iets groots, van woeste avonturen waar ze over konden dromen.
"Jongens zitten vol romantiek en ze houden ervan om te "doen alsof", meer dan ze willen laten zien. Alles wat je moet doen is hierin meegaan en je verbeelding de vrije loop laten, om aan hun verlangens tegemoet te komen." (Baden-Powell as an educational innovator. Baden-Powell)

"Om het beste in de jongens naar boven te brengen, moet je de dingen vanuit hun standpunt kunnen zien. Voor jou moet, net als voor hen, het park het dichte oerwoud worden, de rivier de wijde oceaan met zeerovers en zelfs het speelveld kan een prairie zijn met buffels en indianen, het achterstraatje een nauwe bergpas, waar bandieten en beren leven." (Verkennen...)

Die verbeelding bracht hij in het verkennen met avontuurlijke verhalen, vaak uit zijn eigen militaire leven. Gevechten met beren en leeuwen, reizen naar exotische oorden, vaak met fantasie gedramatiseerd. En er zat altijd een les in verstopt.
"Mijn vrouw en ik deden eens een vreemde tocht. We hielden een wandeltocht langs de rand van de Sahara woestijn, waar deze overgaat in de stenige wildernis van de Aures bergen. We hadden twee muildieren bij ons om onze kampuitrusting te dragen en twee Arabieren als gids en bewaker. Tijdens die tocht staken we de weg over die de Fransen gemaakt hadden en die naar de woestijnstad Biskra loopt en hier, in plaats van de gebruikelijke rijen kamelen, zagen we auto's scheurend over de vlakte. Daar zaten toeristen in, die voortgejaagd werden naar hun bestemming (een groot hotel in Biskra) zonder te weten van het plezier om er doorheen te trekken, je eigen voedsel te vinden (zelfs de kleine scheuren te vinden in de aarde die de aanwezigheid van truffels verraden), te koken in de open lucht, 's nachts slapend onder de sterren.
Toen we hun zagen riepen we tegelijk uit: arme miljonairs.
Ja, als je rijkdom hebt, mis je verschrikkelijk veel plezier." (Varsity...)
  Een jongen wordt man

Baden-Powell had een hekel aan het slaafs volgen van de kudde: "Een jongen moet zijn eigen inzicht volgen in plaats van meegesleept te worden door de overtuiging van de kudde". Hij wilde dus de jongen zelfstandig maken. Bij het verkennen gebeurde dat vanzelf, want trekkend door de wildernis kon je niemand iets vragen, je moest onder wisselende omstandigheden steeds je eigen keuzes maken. Omdat hij wist dat jongens meestal in vriendengroepjes erop uit gaan, organiseerde hij Scouting in zelfstandige groepen patrouilles/bakken (6-8 jongens van 12-17 jaar) met een eigen leider. De jongens leerden zo iets van zichzelf op te offeren voor het belang van de groep en de patrouilleleider/bootsman leerde leidinggeven en dus zelfstandigheid. De patrouille of bak was daarom heel zelfstandig binnen een troep. De patrouilleleider/bootsman werd door zijn jongens zelf gekozen en ze verzorgden hun eigen programma. In een zomerkamp moesten alle patrouilles een apart kampeerterrein hebben (op de vier hoeken van een terrein, de leiders in het midden) en de leider moest ze alleen begeleiden:

"Om eerste-klas resultaten te krijgen met dit systeem moet je de jonge leiders echt de vrije hand geven. Als je ze slechts gedeeltelijk verantwoordelijkheid geeft, zul je ook maar gedeeltelijk resultaat krijgen. Het hoofddoel is niet zozeer om de leider moeite te besparen, maar om verantwoordelijkheid te geven aan de jongen, omdat het de beste manier is om zijn karakter te ontwikkelen." (Aids to Scoutmastership, Baden-Powell)

"Laat de jongens zoveel mogelijk hun eigen club-aangelegenheden leiden. Treed zelf terug en laat ze in het begin maar fouten maken, tot ze geleerd hebben hun verstand te gebruiken en verantwoordelijk te zijn." (Verkenner ..)

Dit is één van de bijzondere principes van Scouting. In een recent artikel over Baden-Powell wordt dan ook geconcludeerd:
"Het is de ironie van jeugdwerk van de laatste 50 jaar, dat terwijl club- en projectwerkers veel praten over participatie en vraagtekens zetten bij veel methoden van geüniformeerde organisaties, dat één van de meest ononderbroken en wijdverspreide voorbeelden van zelf-organisatie en participatie voortkomt uit Baden-Powells systeem, opgezet in 1908." (Educational..., M.K. Smith)
  De goede daad

Baden-Powell schreef voor de oudere verkenners het boek "Rovering (zwervend) to Success", een boek met levenslessen. Maar met succes bedoelde hij niet rijkdom, positie of macht, maar simpelweg: gelukkig zijn. En gelukkig word je van de liefde, die je ontmoet als je iets voor een ander doet. "Als je andere mensen gelukkig maakt, maar je jezelf gelukkig".
Dit is natuurlijk de Christelijke naastenliefde en het is dan ook één van de weinige keren dat hij de bijbel citeert: je moet God liefhebben en je naaste, en beide geboden zijn even belangrijk. Volgens Baden-Powell was dit de inhoud van de hele Godsdienst en van alle godsdiensten. Maar zoals gebruikelijk vulde hij het praktisch in: "goed zijn is iets, goed doen is beter". Zijn bedoeling blijkt uit de uitleg van twee regels van de padvinderswet:

"Het is de opdracht van een verkenner om zich nuttig te maken en anderen te helpen.
En hij moet die opdracht doen vóór al het andere, zelfs als hij daarvoor zijn eigen plezier, gemak of veiligheid opoffert. Als hij tussen twee dingen twijfelt, moet hij zichzelf afvragen: wat is mijn taak, dat wil zeggen: wat is het beste voor anderen, en dat moet hij doen. Hij moet steeds en altijd paraat zijn om het leven te redden of om gewonden te helpen. En hij moet zijn best doen om iedere dag een goede daad voor iemand te doen." (Verkennen...)

"Een verkenner is een vriend voor iedereen en een broer voor iedere andere verkenner, onafhankelijk tot welke sociale klasse de ander behoort.
Dus als hij een andere verkenner ontmoet, ook al is hij een vreemdeling voor hem, dan moet hij met hem spreken, hem helpen op elke mogelijke manier, de taak uitvoeren die hij doet, of hem eten geven, zoveel als mogelijk, alles wat hij nodig heeft. Een verkenner mag geen snob zijn. Een snob is iemand die op een ander neerkijkt omdat hij arm is of een ander afwijst omdat hij rijk is. Een verkenner accepteert de ander zoals hij is en maakt het beste van hem." (Verkennen ...)

Belangrijke onderdelen waren de hulp bij ongelukken en de goede daad.
 

Hulp bij ongelukken

Baden-Powell wist dat bij een ongeluk de meeste mensen blijven kijken, vaak omdat ze in paniek niet weten wat ze moeten doen en zich niet verantwoordelijk voelen. Een verkenner moest daarom instructie krijgen in allerlei technieken, waardoor hij bij een ongeluk wist hoe hij moest helpen en besefte dat hij verantwoordelijk was. Dit principe werd samengevat in het scouting-motto: "Be prepared" (Weest Paraat) ofwel: weest (voor)bereid. Deze instructie ging vooral over EHBO, reddend zwemmen en hulp bij branden. De EHBO-instructie is tegenwoordig een laatste restant van dit principe.
Hiervoor werd wel enige standvastigheid verondersteld:

"Soms is een nieuweling afkerig om een bewusteloze of dode aan te raken en zelfs om bloed te zien. Zo'n jongen is onbruikbaar, tenzij hij over dergelijke nonsens kan heenkomen: de arme bewusteloze kan hem geen kwaad doen en hij moet zich dwingen hem aan te pakken; heeft hij het eenmaal gedaan dan is men over dergelijke vrees heen." (Verkennen ...)
In de beginperiode van Scouting voelden veel verkenners dit als hun plicht. De hulp die een patrouille van 12-13-jarige jongens leverde bij een treinongeluk in Engeland bracht Scouting in 1910 veel publiciteit. Tot aan 1939 was aan zo'n 2500 verkenners een medaille uitgereikt voor het redden van drenkelingen.
 

De goede daad

De dagelijkse goede daad is één van de bekendste onderdelen van de vroegere padvinderij en zorgde voor de  "brave" reputatie. Hij werd oorspronkelijk in de belofte vermeld, later in de uitleg van de wet. De verkenner werd eraan herinnerd door een knoop in zijn zakdoek en de knoop in het 3-klasinsigne was daar het symbool van. Het was geen verplichting en de daad mocht klein en onbeduidend zijn. De bedoeling van Baden-Powell was dan ook niet die goede daad op zich, maar de jongen moest leren om altijd op te letten of hij iets voor een ander kon doen. Dat is de eerste en belangrijke stap om het ook werkelijk te doen, bij kleine en grote daden. "Ambitie om goed te doen is het enige wat telt. En het helpt om gelukkig te worden".

''Men zegt wel eens: Als je je goede daad maar doet, dan ben je klaar. Maar daar gaat het niet om. Je moet elke dag een goede daad doen, opdat je leert vanzelf en altijd een ander te helpen" (Logboek Eksters 1945, Neptunusgroep, Jan Bloot)

 
  75 jaar Katwijks verkennen

Wat is van die principes in Katwijk terechtgekomen?
 

Het spel van Verkennen

Het verkennen in de natuur, ook wel het buitenspoor genoemd, is niet erg toepasselijk voor zeeverkenners. Voor de oorlog waren er in Katwijk landverkenners, terwijl de zeeverkenners zich door het gebrek aan boten en hun verblijf in de duinen ook met het landverkennersspel bezighielden. Misschien door dit verleden werd ook in later tijd 's winters nog veel landverkennerswerk gedaan, zoals hiken en koken op vuur. Het kwam wel vooral neer op het leren van de technieken, op vaste kampen en minder op zwerven. De kampen waren vooral vakantie: een enkel spel, rondfietsen, zwemmen.
Echte natuur is er natuurlijk ook niet meer. Ook voor de oorlog waren de meeste natuurterreinen particulier eigendom en daar kon je niet zomaar doorheen trekken. Zelfs de duinen waren voor de verkenners verboden gebied, omdat de jongens geen duinkaart hadden. In de logboeken staan dan ook regelmatig onplezierige ontmoetingen met een boswachter vermeld (zelfs de Akela's). Toch hadden die eigenaren er vanwege de inkomsten soms geen bezwaar tegen om er te laten kamperen. Tegenwoordig is de meeste natuur van de overheid en evenals met de overige streng gereguleerd. Dat heeft veel terreinen gespaard en opengesteld, maar ook omgezet in openluchtmusea, waar men alleen op de paden doorheen mag wandelen. De Katwijkers konden nog lang gebruik maken van de duinen en van het oude bunkerterrein in de zeereep, dat ook gehuurd werd nadat ze de bunkers hadden verlaten. Dat is nu voorbij en wandelen over duinpaden is ook weinig avontuurlijk voor kinderen.
Het echte zeeverkennen is gelukkig minder door regels ingeperkt en op veel plekken kun je nog op een weiland in de "natuur" kamperen. Vrijwel al het water is vrij toegankelijk en het roeien en zeilen met harde wind levert nog genoeg mogelijkheden voor avontuur en actie.
 

Zelfstandigheid

Hoe het de Katwijkse Zeeverkenners verging met die zelfstandigheid staat in een ander hoofdstuk beschreven.
In Katwijk is het geprobeerd, maar het ging erg moeilijk. Na de zestiger jaren was het principe niet meer bekend en werkte men volgens het gebruikelijke idee, dat wie leiding is nu eenmaal bepaalt wat er gebeurt. De ervaring leert ook dat de wachten goed draaien met een sterke leiding, terwijl de huidige groep laat zien dat je stabiliteit krijgt met een sterk bestuur.
Maar toch klinkt de waarschuwing van schipper Haasnoot: "De jongen zal alleen verantwoordelijkheid kunnen dragen als deze hem ook wordt gegeven". Al is het resultaat slechter, volgens Baden-Powell was dat uiteindelijk toch beter, omdat de jongens het zelf hadden gedaan.

Toch merken veel oud-leden op dat Scouting hen zelfstandig heeft gemaakt en veel heeft geleerd, dus blijkbaar zit het in het systeem. Dit komt vooral door het bakssysteem met de bootsman. Wie bij de tent staat, of wanneer de boot wordt op- of afgetuigd, ziet dat de bootsman daar de leider is en zijn bak bereddert. Baksleden die ruzieëen, wie moet koken en afwassen, vertellen waar al die touwen aan vastzitten, voor een gezellige sfeer zorgen. Al die kleine dingen moet hij regelen en als ze op het water zitten en het weer wordt slechter, weet hij dat de hele bak naar hem kijkt en er op rekent dat hij ze goed thuis brengt. Zo leert hij leiding geven, verantwoordelijk te zijn voor anderen en dus zelfstandig te worden.
 

De goede daad

Over hulp aan anderen is in de verslagen weinig terug te vinden. Natuurlijk komen wel acties voor die de zeeverkenners ondernamen voor rampen elders, maar dit werd waarschijnlijk evengoed door andere verenigingen gedaan. Over de goede daad is heel weinig bekend. Wel lijkt het dat padvinders beseften dat ze zich netter moesten gedragen. In het logboek van Jan Bloot komt soms de zin voor "dat dit een padvinder niet past", zoals het oppakken van N.S.B.-ers na de oorlog.

Nu kun je je natuurlijk afvragen: zoveel instructie voor een situatie die een jongen maar zelden tegenkomt. Iedereen kan nu zwemmen en hoeft dus niet meer gered te worden. Ook is de eerste-hulp veel professioneler geworden. Bij een ongeluk zakt tegenwoordig al korte tijd na het mobiele telefoontje een traumateam uit de lucht, terwijl de brandweer onaangenaam verrast zou zijn als een groep zeeverkenners het terrein op kwam stormen om mee te helpen. Toch, wie wel eens met een EHBO'er praat, hoort altijd verhalen over ongelukken waarbij ze hielpen en uit eigen ervaring weet ik dat je inderdaad probeert in actie te komen.

Met de goede daad ligt het nog moeilijker. Mensen willen normen en waarden maar tegelijk leven als Herman Brood. De wens om zowel netjes als ruig te zijn, resulteert in inconsequente principes, waardoor een jongen ook niet weet wat de bedoeling is. Baden-Powells ideeën komen op het eerste gezicht ouderwets over, maar als je je afvraagt wat er dan verkeerd aan is, kom je toch in de problemen. Bij voorbeeld de schrik van de Scouting-reputatie: de padvinder die een omaatje helpt oversteken. Maar wat dan: laten staan?

Vroeger was dat ook al zo. Kinderen moesten braaf zijn, maar weer geen Brave Hendrik. Waar de grens lag en waarom wist niemand en de jonge padvinder werd door de familie plagerig gevraagd "of ze hun goede daad al hadden gedaan". Voor Baden-Powell had de goede daad echter niets te maken met netheid en braafheid. Het was gewoon een praktische manier om gelukkig te worden.
 

De toets van welslagen
"Er is slechts één toets, waardoor de leider kan beoordelen of zijn werk geslaagd is, namelijk of de jongen door de training inderdaad een beter mens geworden is. Het is niet voldoende als een troep goed gedrild en correct is, goed kan kamperen, snel kan seinen enz. want dit zijn slechts stappen, fasen, middelen. De vraag is: bereiken de jongens het doel? Worden ze werkelijk gezonde, gelukkige en hulpvaardige mensen?" (Verkennen... )