Robert Baden-Powell










In het troephuis hangt nog een foto van de oprichter van Scouting, maar niemand kent hem meer. Een foto van een oude, vriendelijke man, met ouderwetse idealen. Maar door de eerste leiders werd hij op handen gedragen. Huib van Maaden noemt hem met ontzag in zijn jamboreeverslag uit 1937 bij zijn eretitel: "de Chief". Zijn boeken lijken ook van een andere tijd. Maar wie beter leest en rekening houdt met de tijd waarin hij leefde, ziet een bijzonder mens met spraakmakende ideeën, niet alleen voor zijn tijd maar voor een deel ook nog voor tegenwoordig.
De foto hiernaast geeft een beter idee van hem, uit de tijd dat scouting werd opgericht. 
 
 

(De meeste gegevens en aanhalingen zonder verwijzing zijn afkomstig van de biografie "Baden-Powell" van Tim Jeal. De illustraties zijn hoofdzakelijk van Baden-Powell)

 
 
 
Zijn leven

R.S.S. (Robert Stephenson Smyth, roepnaam Stephe, na zijn benoeming to Lord: Robert) Powell werd in 1857 geboren in Londen als zoon van Baden Powell, dominee en professor in de Meetkunde te Oxford. Toen hij 3 jaar was overleed zijn vader, waardoor de familie in langdurige financiele problemen kwam om hun stand op te houden. Daarom ook veranderde zijn moeder hun achternaam van Powell naar het meer adellijk ogende Baden-Powell, door de voor- en achternaam van haar man aan elkaar te koppelen. Op school deed hij het redelijk, maar niet goed genoeg voor de universiteit. In 1876 werd hij als officier aangesteld bij de cavalerie (op paarden) en vertrok met het 13e Huzarenkorps naar India. In 1899 werd hij naar Zuid-Afrika gestuurd, naar de grens van de Boerenrepubliek Transvaal, om daar een deel van het Boerenleger weg te lokken van de Engelse kolonie Natal. Dat lukte, maar hij raakte met te weinig manschappen belegerd in Mafeking. Zeven maanden duurde de belegering, met langdurige bombardementen en felle gevechten. Elders in Zuid-Afrika delfde het Engelse leger het onderspit tegen een veel kleiner Boerenleger, zodat de pers het nietige Mafeking, waar een kleine bezettingsmacht het uithield tegen een veel groter Boerenleger, steeds heroischer opklopte. Toen het beleg werd gebroken, vierde heel Engeland feest, met als held de bevelvoerende Baden-Powell. Daarna kreeg hij de opdracht een Zuid-Afrikaans politiekorps op te richten voor de oude Boerenprovincies.

Uiteindelijk keerde hij terug naar Engeland als inspecteur van de cavalerie. Voor dit werk vond hij zich niet erg geschikt, want het ontbrak hem aan opleiding en hij verlangde terug naar zijn tijd van regimentsofficier tussen zijn mannen. Toen zijn ontwerp van Scouting populair werd, zag hij een nieuwe zinvolle taak, nam ontslag uit het leger en leidde scouting tot aan de Jamboree van 1937 in Nederland. Op oudere leeftijd ging hij naar Kenia, zijn geliefde Afrika, waar hij in 1941 overleed.
 
 
 
Een "boys"man

Volgens Baden-Powell moesten de leiders van Scouting "boysmen" zijn, dat wil zeggen mannen die begrepen wat jongens leuk vonden, in hun wereld mee wilden spelen en de jongens vooruit helpen, niet als een oudere instructeur maar als een helpende oudere broer. Eigenlijk waren het dus mannen die in hun hart nog een jongen waren gebleven, en dat was Baden-Powell zelf ook. Hij ging graag om met jongeren en scouting werd ontworpen vanuit de eigenschappen van een jongen, zowel de goede als de minder goede. Hij zag daarbij de jongenswereld zoals hij werkelijk was, dus soms romantisch met veel verbeelding, maar ook hard en angstig. Zoals in zijn geliefde toneelstuk "Peter Pan" (niet voor kinderen, maar voor volwassenen): een bizarre terugkeer naar een kinderwereld vol vreemde fantasie, waar iedere zin het verhaal een onverwachte kant opstuurt, ook naar een harde wereld met nachtmerries en gruwelijke scènes. Peter Pan is alles wat een jongen kan zijn, avontuurlijk, onschuldig, vergeetachtig, harteloos, eerzuchtig, hard. Een jongen die niet ouder wil worden, omdat als je volwassen wordt, alle plezier over is. Het is de heimwee naar de fantasievolle kindertijd en waarschijnlijk komen de "boysmen" daar zo dicht mogelijk bij in hun spel met de jeugd.

"Op deze magische kusten trekken spelende kinderen altijd hun boten aan wal. Wij zijn daar ook geweest; we kunnen het geluid van de branding nog horen, toch zullen we nooit meer aan land gaan". (Over Peter Pan, J.M. Barrie)

 
De militair
"Hij stond daar in de hoek van zijn kantoor, koel als een komkommer, maar zijn orders ratelden eruit als het salvo van een mitrailleur. Hij had de positie zonder nadenken ingenomen, zonder een moment bedenken of aarzeling. En wanneer hij wist dat zijn buitenposten door de vijand gepasseerd waren, had hij binnen twintig minuten een defensieve binnenring gevormd, recht tegenover het front van de stad, met voldoende mannen en geweren om iedere vijand neer te maaien die het zou wagen de open plek over te steken tussen de vijand en de stad. Je zag het niet aan die  commando's op papier. Het was zijn toon, zijn zelfbeheersing, het bedwingen van zichzelf, zijn grondige kennis van ieder detail van de verdediging, waar alles op dat moment was, waar het naar toe gebracht moest worden, het toonde ons de ideale soldaat, wat een Britse officier kan zijn en is op momenten van extreem gevaar. Het was iets wat ik nooit had willen missen" (Edward Ross tijdens de belegering van Mafeking)
"Een goedgetrainde caveleriebrigade leiden... Het is een sensatie waarvan je borst zwelt van plezier. Het is een grandioos gevoel van opwinding om die grote, jagende, donderende massa mannen en paarden te bewegen met een gebaar van je hand"
Baden-Powell was een echte militair en in hem zat, zoals in iedere man, het conflict tussen de aantrekkingskracht van een spannend gevecht en de gruwelen van de oorlog. Een vriend die door diverse kogels was getroffen, maar vier Duitsers had neergeschoten zei hem: "Ik ben een pacifist, maar verdomme! Dat gevecht was schitterend!".
Hij probeerde dan ook wanhopig om ergens gestationeerd te worden, waar een oorlog uitgevochten werd. Dit was ook de enige mogelijkheid voor een carrierestap naar een staf-positie, want hij was zo slecht in wiskunde dat hij steeds zakte voor het examen voor de opleiding.
 
 
Het is daarom opvallend dat hij van scouting geen militair jeugdkorps heeft gemaakt. Al vlak na de oprichting werd er gesuggereerd dat Scouting een militaristisch clubje was, want ook in die tijd was het pacifisme een belangrijke stroming. Omdat het leger vaak een tekort aan rekruten had, is Baden-Powell door historici verdacht van het stiekem opleiden van een jong korps van militairen.

Maar Baden-Powell ging hier altijd tegenin. Hij vond dat het voor jongens te weinig aantrekkelijk zou zijn. Aan een man die schreef:  "Ik haat de oorlog als de hel" antwoordde hij: "U hebt geen oorlog meegemaakt. Ik wel. Ik haat de oorlog nog erger dan de hel. Mijn bedoeling is goede burgers te kweken, geen soldaten" 


"Scouting is not Soldering".
(tekening van Baden-Powell in Lessons of the Varsity of life)

Baden-Powell was in het leger opgevoed in de romantische traditie van ridderlijke idealen van eer, moed en loyaliteit en in de verhalen over oorlogen kom je dat ook tegen. De oorlog als een serieus en hard spel waarin tegenstanders elkaar doden maar ook bewonderen en fatsoenlijk behandelen.
De eerste wereldoorlog, met zijn gruwelijke slachtingen, gewonden die dagen lagen te schreeuwen in niemandsland, maakte daar een einde aan. Hij noemde het de terugkeer naar primitieve wreedheid en een grote schande. Maar tegelijk trok die oorlog hem en bezocht hij de slachtvelden. Ook hier weer die inconsequentie: hij wilde wel weer dat zijn neef snel de oorlog in ging, want de oorlog was "het grootste evenement in onze nationale historie en geen man had het recht zich de kans op dienst te ontzeggen". Veel scoutingleiders gingen als vrijwilliger naar de oorlog en kwamen niet meer terug. Toch probeerde Baden-Powell de jongens, dus Scouting zelf, buiten het officiele leger te houden. In Australië was Scouting verdeeld geraakt in militaire en vredesgroepen. Baden-Powell verklaarde dat hij alleen de vredesgroepen zou bezoeken en zijn wegblijven van een rally van de militaire tak leverde hem veel kwade krantekoppen op.

Door die wereldoorlog werd zijn eerste prioriteit het bevorderen van vrede. Hij startte de Jamborees, enorme kampen met verkenners uit alle landen, die niet meer tegen elkaar zouden vechten als ze met elkaar kennis zouden maken. Steeds meer zag hij Scouting als "De Beweging".

"Broeder verkenners, ik vraag jullie om een ernstige keus te maken. . . De wereld heeft ons geleerd dat als een natie probeert om zijn eigen wil aan anderen op te leggen, een wrede reactie zeker zal volgen. De Jamboree heeft ons geleerd dat als we onderling verdraagzaam zijn, geven en nemen, dan is er sympathie en harmonie. Als jij het wil, laten we dan voortgaan van hier, vastbesloten opdat we bij onszelf en onze jongens een kameraadschap zullen ontwikkelen, door de wereldwijde verkenners-broederschap, zodat we kunnen helpen de vrede en het geluk in de wereld te verbreiden. Broeder-verkenners, antwoord mij. Doen jullie mee in deze poging?"
De luide schreeuw "Yes" klonk op die laatste zomeravond van de eerste Jamboree, veertien jaar voor de Tweede Wereldoorlog.
 
 
 
De natuur

De schoonheid van de natuur was voor Baden-Powell misschien wel het belangrijkste in zijn leven. Het is de basis van Scouting geworden. Hij vond het de manifestatie van God en in zijn boeken staan verhalen waaruit blijkt dat hij er helemaal in op wilde gaan, er bij wilde horen. Dat kon alleen als je er zo eenvoudig mogelijk doorheen trok, zodat de natuur macht had over jou, in plaats van andersom. Hij hield van het "flanel shirt live".

"Omdat ik niet naar mijn gebruikelijke kerk kon (de jungle) ging ik in plaats daarvan naar de garnizoenskerk" (In India)

"Voor wie ogen heeft om te zien en oren om te horen, het bos is een tegelijk een laboratorium, een club en een tempel". (Rovering to Success)

"Als je nooit gereisd hebt door het bos van Brazilië of West-Centraal Afrika kun je je nauwelijks de schoonheid en het wonder voorstellen van een tropische jungle. Het doet zelfs voor de meest ongevoelige geest denken aan de gratie en majesteit van een kathedraal. Maar desondanks verbergt het ook verschrikking in zijn vage schemering en vochtige vegetatie. Door de verstikkende ondergroei baan je je een weg met bomen hoog in de lucht, die alle zonlicht en lucht buitensluiten. En hoog daarboven richten de gigantische katoenbomen en andere monarchen van het woud hun hoofd op, zeventig meter boven de grond. Maar je ziet zelden hun kronen wanneer je tastend je weg zoekt in de modder en bladaarde te midden van de lianen, riet en struiken. Als je rondzwerft, dag na dag, of week na week door dezelfde somberheid, wordt zijn schoonheid vergeten in voortdurende herhaling en de beperking wordt een gruwel voor wie weet dat er geen ontsnapping is en geen verlichting. Een zieke depressie houdt je in zijn greep, soms zelfs melancholie en ziekte.
En dan, 's nachts, als je in het donker ligt, in de zachte stilte van de tropische nacht, het woud is gedempt maar er zijn kleine stemmen die overal spreken. De kleine tsjilp van krekels, het lied van de kikkers, het druppelen, het vallen van bladeren en de zwakke fluistering van een lichte bries die met de takken daarboven speelt. Af en toe wordt de stilte onderbroken door de meest indrukwekkende van alle bosgeluiden: het rommelende, scheurende geraas wanneer een oude veteraan onder de gigantische bomen zijn lange leven opgeeft en van zijn trotse plaats valt, om nooit weer gezien te worden.
Dan is er een moment van als het ware respectvolle stilte en dan gaan de kleine stemmen van het woud weer verder met hun fluistering"


 
Gruwelen

Uit het bovenstaande is duidelijk dat Baden-Powell niet alleen oog had voor de schoonheid van mooie bloemen in een zonnig grasveld. Hij had ook een jongensachtige fascinatie voor gruwelijkheden. Hij bracht altijd een bezoek aan slagvelden als hij in de buurt was en was gefascineerd door executies. Op bezoek in Noord-Afrika vertrok hij op de dag van een executie. Terwijl hij in zijn koets zat, zag hij:

"een rij mannen en jongens, zich haastend langs de weg om de pret te zien. . . . toen opeens viel het me in: waarom was ik niet op die executie? Een schouwspel dat waarschijnlijk niet opnieuw zou gebeuren. Als ik nu een paard vond dan zou ik misschien op tijd terug kunnen zijn. Toen volgde een dag van woede om mijzelf, en volslagen ellende om wat ik gemist had, alleen door alles vooruit te plannen, waar ik zelf altijd voor waarschuwde. Ik kon niets doen, nergens aan denken...."
Er moet wel bedacht worden, dat de wereld in Engeland (en Nederland) in die tijd harder was dan tegenwoordig en iedereen kon in zijn directe omgeving geconfronteerd worden met gruwelen, die daarom gewoner waren.

Een echte invloed heeft dit niet op het spel van verkennen gehad, maar omdat de meeste kinderen die interesse met hem delen zie je het toch wel terug. Het verhaal van Mowgli (gekuist door Walt Disney), waar het welpenspel op gebaseerd is, heeft een harde sfeer. Wie de zomerkampverhalen van de Katwijkse welpen leest komt ook niet veel lieve, vriendelijke thema's tegen. De zeeverkenners kregen weer hun deel met spannend voorgelezen, soms gruwelijke, zeemansverhalen.
 
 
De sport, de jacht

Baden-Powell was een groot liefhebber van de jacht, wat toen als sport werd gezien. Tijgers, leeuwen, beren, maar als militair was hij vooral goed in het riskante jagen op wilde zwijnen, het "pig-sticking". Hierbij werd een wild zwijn bejaagd vanaf een paard en gedood met speren. De beren (mannetjeszwijnen) waren altijd agressief, krachtig, behendig en vochten zonder reserve of rust tot het einde. Het was daarom de meest gevaarlijke en opwindende jacht.

"Een paar dagen nadat ik in mijn regiment was aangekomen, werd ik door de officieren beleefd gevraagd of we niet een dag zouden gaan pig-sticking. Ik voelde dat er iets achter die vraag zat en dat deze jongemannen graag hun nieuwe commandant met die jacht wilden testen, om te zien wat hij waard was. Het was een angstig moment voor mij. Ik was niet zeker of mijn zenuwen de jaren van onthouding van de sport hadden overleefd (en je zenuwen heb je nodig!). Maar toen het zwijn rende, vergat ik al mijn zenuwen. We hadden een prima jacht, waarbij de beer in een groot stuk ruige jungle verdween.
Ik galoppeerde naar het andere eind om te zien of hij eruit kwam, terwijl de anderen de zijkanten in de gaten hielden. Wij wisten dat hij erin zat, dus we deden een beroep op de drijvers en die gingen door het struikgewas van de ene naar de andere kant. Maar geen spoor van hem, dus ik steeg af van mijn paard en ging erin met de drijvers, met mijn speer, om zeker te zijn dat de plek goed was doorzocht. Terwijl we vorderden door de jungle, voor de derde keer, merkte ik dat de drijvers in het midden van de lijn naar buiten afbogen omdat ze in erg dik struikgewas kwamen. Ik drong naar voren, terwijl ik ze aanspoorde om schrik aan te jagen om de oude schooier eruit te drijven. Maar er was weinig noodzaak voor mijn aansporing, want hij kwam eruit op eigen beweging, niet alleen bereid, maar gretig, en recht op mij af.
Ik had net genoeg tijd om mijn speer te laten zakken toen hij erop afstormde en toen diep in zijn borst drong. Maar de schok van de botsing wierp mij op mijn rug en, terwijl ik me stevig vasthield aan de speerschacht, zat hij vlak boven mij, probeerde mij te bereiken met zijn slagtand, maar net genoeg op afstand gehouden door de speer die in hem stak.
De inboorlingen, dappere kerels, kwamen meteen uit de jungle met luid geschreeuw naar de ruiters buiten, schimpend in het Hindoestaans: "Het is OK, het zwijn was hier, hij heeft Kolonel Sahib gedood!"
In een moment waren ze van hun paarden, aanstormend voor mijn redding. Een kleine officier sloeg in zijn onstuimigheid zijn speer op het zwijn, miste faliekant en viel bovenop hem. Maar betere pogingen zegevierden en het zwijn werd vaardig afgemaakt.
Toen kwam met ontzag de vraag: "Gaat u er altijd te voet in?" en uit zelfverdediging moest ik zeggen: "Natuurlijk, waarom niet?"(Lessons from the Varsity of life, Baden-Powell)
Later in het boek raadt hij aan om de grote jacht te vervangen door de camera-jacht. "De trofeeën zijn een opwindender aandenken dan dode hoorns en huiden. Het maakt de jager meer een natuurliefhebber dan een slager en het laat de fauna intact voor onze zonen om op dezelfde manier te jagen en zo de onschatbare lessen te leren in de school van de jungle." Na alle enthousiaste verhalen over de jacht klinkt dit niet erg overtuigend en dat besefte hij ook in een inconsequente maar eerlijke conclusie:
"Jij, die thuis zit zal dit natuurlijk veroordelen. Maar opnieuw zeg ik, zoals de dronkaard tegen de pastoor: probeer het voordat je oordeelt. Zie hoe het paard er plezier in heeft, zie hoe het zwijn zelf, gek van razernij, met hart en ziel vooruit stormt in het gevecht; zie hoe jij hartstochtelijk plezier hebt om wraak te nemen. Ja, de zwijnejacht is een wrede sport en toch hou ik ervan, zoals ik hield van de fijne ouwe kerels waar ik tegen vocht. Ik kan niet pretenderen dat ik niet inconsistent ben. Maar zijn velen van ons helemaal consistent? Doen wat we willen en zeggen wat ons uitkomt. Hoewel we een vernis van civilisatie hebben, zitten de primitieve instincten van de man dicht onder de oppervlakte. Bedrog komt altijd uit. Zagen we dat niet in de verschrikking van de oorlog?
....
Totdat we onze ontwikkeling op een meer geestelijke grondslag bouwen in plaats van een meer academische wetenschap, meer op karaktertraining dan op de norm van kennis, zullen allen de vernis hebben." (Varsity...)

 
De acteur

 
Baden-Powell was een gevierd amateur-toneelspeler. Destijds was het in de gegoede kringen en het leger gebruikelijk om toneelstukjes op te voeren en blijkbaar was het niet ongewoon dat zelfs hoge officieren meededen. Zijn specialisaties waren humoristische- en vrouwenrollen, inclusief zang met hoge stem. Voorstellingen met Baden-Powell waren meestal uitverkocht. Op Malta zaten de voorstellingen stampvol met zeelieden, tot in de dakspanten. "De toejuichingen van dit schitterende publiek wanneer B-P verscheen waren, zelfs zonder de menigte op de spanten, genoeg om het huis af te breken".  Zelfs in Mafeking gebruikte hij zijn acteurtalent om de moraal hoog te houden. Met de Boeren was afgesproken dat er op zondagen niet gevochten werd en dan organiseerde hij avonden waarin hij zelf (als bevelvoerend commandant) meespeelde. Een toeschouwer schreef: "B-P made us die of laughing".
 B-P: rechts

Baden-Powell vond daarom de expressie van jongens belangrijk, wat resulteerde in de bekende show-avonden met zang en "recreaties", de bonte avond.

Het theater werd ook door alle onderdelen van Scouting gevlochten. De acteur Baden-Powell is verantwoordelijk voor de wat aparte sfeer binnen Scouting, van vreemdheid, altijd anders dan gewoon, een mengeling van ernst en gekkigheid. Het spel van verkennen werd aangekleed met allerlei theatrale elementen om te voldoen aan de onbegrensde verbeelding van kinderen.
De opening van de welpenbijeenkomst (Dyb-Dob) komt op het eerste gezicht nogal vreemd over. Maar dat ligt aan ónze nuchterheid. Baden-Powell wist dat kinderen een grote fantasie hebben en van vreemde kreten houden. Dus maakte hij van het welpenspel een theaterspel waarin serieuze bedoelingen in koddige taal werden gegoten (dyb = do your best, dob = do our best).
Tegenwoordig bulderen de welpen in Katwijk `Ma-ma-moetsie hap-slik-foetsie' voordat ze gaan drinken en niemand weet wat dat betekend. Een andere kreet, hetzelfde principe.

Ook de verkenners kregen hun deel, zoals het vroeger beroemde Eeengonyama-gonyama refrein, een door Baden-Powell gebruikt Zulu-oorlogslied:

Baden-Powell, luid zingend: "Eeengonyama-gonyam" (hij is een leeuw)
Jongens, opgewekt zingend: "Invooboo. Yak bo! Invooboo" (Ja! hij is beter dan dat, hij is een nijlpaard!)

"Ik zie hem nog voor mij, zoals Baden-Powell stond in het flikkerende licht van het vuur, een alert figuur, vol plezier in het leven, dan weer ernstig, dan vrolijk, op iedere soort vraag een antwoord, de roep van vogels imiterend, voordoen hoe je een dier besluipt, verlevendigd met een verhaaltje, dansend en zingend rond het vuur . . . " (Percy Everett)

Ook de woorden die hij voor Scouting bedacht moesten iets aparts, humoristisch hebben, zoals Jamboree (fuif), Palaver (oeverloze discussie), Yarn (een fantasieverhaal). Ook de beroemde yells konden niet onzinnig genoeg zijn. Als het maar de juiste mengvorm was van serieus en gek.
Maar al was het lol, het moest door de leider wel serieus geacteerd worden!

Behalve humor had hij ook de kracht gezien van het vertoon van de massa: "Een Zulu oorlogslied, wanneer gezongen door vier- of vijfduizend krijgers is een voorbeeld van ritme, muziek, poezie en lichamelijke beweging ineen":

"Toen we boven kwamen, zagen we voor ons uit in een vallei drie lange rijen mannen, marcherend in een enkele rij, een schitterend lied zingend terwijl ze marcheerden. Zowel de aanblik als het geluid waren indrukwekkend. Af en toe zong één man een paar noten, waarop dan geantwoord werd door een immens bulderend geluid van het hele regiment, van diepe basstemmen en hoge tonen, in harmonie zingend. Dan, in het midden van hun lied, was er een plotselinge stop, een schrille fluit klonk of een klap wanneer ze tegelijk met hun assegaaien tegen hun grote schilden sloegen. De timing en het ritme van deze krijgers in hun zingen was schitterend, vergezeld door stampen met de voeten en dreunen en ratelen op bepaalde tijdstippen ... een glorieus geluid. De mannen zelf zagen er prachtig uit ... heel mooi bedekt met veren, vachten en koeiestaarten. Ze droegen weinig kleren en hun bruine lichamen glommen van de olie en leken wel bronzen beelden"
Voor Baden-Powell geen keurige officiele optochten in rijen, netje saluerend. In zijn legeronderdeel had hij dril, ceremonie en formaliteit afgeschaft en ook bij scouting moest het gewoon zijn, eenvoudig maar wel spectaculair. Zo gebruikte hij de roemruchte rally (ook voorkomend in het Jungleboek), met dertigduizend verkenners bij een bezoek van de Engelse koning:
"Er was een kort moment van doodse stilte en toen was de lucht opeens vol met gebulder en het hele machtige hoefijzer van jongens sprong van iedere kant vooruit, voortstormend zoals alleen jongens kunnen rennen, kracht verzamelend toen ze dichterbij kwamen, de gezamenlijke roep van hun patrouilles schreeuwend, in een caleidoscopische massa van kleur met wapperende vlaggen, wuivende hoeden, glimmende knieen, in een grote charge naar de koning. Toen, op een teken, stopte de hele massa zijn stormloop, omhoog ging het woud van stokken en hoeden, en hoger in de lucht steeg het schelle, gillende gejuich van de jongens in een gebrul dat iedere toeschouwer bij de keel greep..."
Iedere jongen kan zich voorstellen wat het betekent om zo iets mee te maken. Ook bij de Jamboree in Nederland beschrijft Huib van der Maaden de enorme indruk die de rally op hem maakte.

Maar Baden-Powell wist ook dat je de grootste indruk kon maken met de minste middelen. In 1926 stond hij in de enorme Royal Albert Hall tijdens de eerste samenkomst voor de voortrekkers. Hij vroeg de jongens zich voor te stellen dat ze een nachtwake hielden in een kapel. De lichten werden laaggedraaid tot de grote hal donker was en je een speld kon horen vallen.

"Jullie staan op een drempel in het leven, die jullie nooit meer zullen overschrijden: van jongen naar man. Stel je voor wat je gaat doen in het leven. Je denkt aan geld verdienen, of aan een carrière of zoiets. Dat is de verkeerde kant om te beginnen. In je laatste uren, als je moet terugdenken aan je leven, vraag dan: Wat heb ik gemaakt van mijn leven? Heb ik het verspild? Heb ik er mijn best voor gedaan, dat leven dat me door God is geleend voor die paar jaar? Werk terug en dan zal je zien wat waardevol en aantrekkelijk is in het leven."

 
Een tekenaar

Baden-Powell was een goede tekenaar, schilder (aquarel) en schrijver. De meeste karakteristieke tekeningetjes in zijn boeken zijn van eigen hand. Toen hij soldaat was, verdiende hij bij met schetsen en artikelen voor een krant. Een duidelijk restant daarvan is niet in Scouting terecht gekomen, maar hij heeft wel aangemoedigd om de verkenners schoonheid te laten zien, van de natuur, van het menselijk lichaam en het mooie achter schijnbaar normale zaken:

"Het was op een donkere, gure, mistige dag toen ik hem tegenkwam in het grote sombere station van Birmingham. We werden voortgedrongen in een stroom van smerige arbeiders en vale bereisde soldaten. Toen, terwijl we vooruitgedrukt werden door de menigte, keek ik om me heen, en nog eens, tot ik eindelijk getroffen werd door een mooi beeld. Ik geloof niet dat mijn compagnons het zich hebben gerealiseerd, maar ik had een glimp gevangen van zonlicht in dat duistere hol, dat weer een nieuw plezier gaf aan de dag. Het was slechts een verpleegster in een bruin uniform, met schitterend rood-goud haar en een grote bos met geel-bruine chrysanten in haar armen. Niet echt geweldig zul je zeggen. Nee, maar voor wie ogen heeft om te zien, zijn deze sprankjes er zelfs in de zwaarste somberheid" (Aids to Scoutmastership, Baden-Powell)

 
 
 
Politiek

In Baden-Powells jeugd waren in Engeland de conservatieven en liberalen de twee grootste partijen, maar in 1900 werd de Socialistische partij opgericht die sterk groeide, tot schrik van velen. In zijn boeken spreekt Baden-Powell positief over de socialisten en naar eigen zeggen dreigde hij in zijn jeugd een "red hot socialist" te worden. Later moest hij niets hebben van extreme ideeën. Zijn scoutingprogramma lijkt erg op de toenmalige stroming van de Christen-socialisten, een combinatie van emotioneel conservatisme met progressieve praktische doelen. Hij mopperde op mooipratende politici, maar vond het wel de plicht van een man om zich voor de gemeenschap in te zetten, ook in de gekozen volksvertegenwoordiging.

"Misschien ben je rijk, maar er is één ding dat je je niet kan veroorloven, dat wil zeggen als je van de goede slag bent, je kan het je niet veroorloven om geld te besteden aan je eigen luxe terwijl er mensen om je heen zijn die de onmisbare dingen van het leven nodig hebben" (Varsity...)

"In veel gevallen hebben de werkgevers niet gezien dat hardwerkende mannen recht hebben op een deel van de goederen in de wereld als tegenprestatie voor hun werk en niet veroordeeld mogen worden tot eeuwige dienstbaarheid, simpelweg om een bepaalde winstmarge voor de aandeelhouders te verzekeren. Aan de andere kant moet een arbeider inzien dat er zonder kapitaal geen werk op grote schaal zou zijn en er kan geen kapitaal zijn zonder enige opbrengst voor de intekenaar voor de risico's die ze met een intekening lopen" (Aids...)


 
Godsdienst

Godsdienst bestond voor Baden-Powell uit twee zaken: weten wie God is en dat zie je in de schoonheid van de natuur ("Men kan God vinden in een schapepoot" zei hij uitdagend) en doen wat God wil en dat is iets voor een ander doen. Vanwege die belangrijke principes moest iedere verkenner een religie hebben, al deed het er niet toe welke. Volgens hem werd die God door vrijwel iedereen gediend, met alleen verschillende gebruiken in ieder geloof. Godsdienst was voor hem vooral praktijk. Van ingewikkelde theologie moest hij niets hebben.

Over de Jakobsstaf, het Jamboreesymbool van 1937: "het is het éénarmige kruis, dat voor alle christenen de weg wijst; het meerarmige kruis van de Jakobsstaf richt zich tot alle godsdiensten."

"De algemeen heersende onverschilligheid ten opzichte van godsdienst moet bestreden worden door een praktische, werkende religie in plaats van met een godsdienst die té theoretisch is.
..
De jongen is van nature godsdienstig, maar het verveelt hem om vaak te moeten luisteren naar theoretische en theologische uiteenzettingen, die slechts enkele volwassenen interesseren en het resultaat is dan, dat hij geen belangstelling meer heeft voor Godsdienst, of een Brave Hendrik wordt." (Verkennen...)

"Voor wie Verkennen voor Jongens oppervlakkig leest is er een teleurstellend tekort aan religie in het boek. Maar voor wie het in de praktijk gebruikt, wordt de onderliggende religie snel duidelijk. Het betekent geen aparte kerk of sekte, maar het pakt de jongen zonder dat hij het weet en geeft hem een overtuiging voor de dagelijkse praktijk en niet alleen voor zondags gebruik.
...
Ik hoor liever het bekende "O Heer, laat er nog wat pudding overblijven voor mij als het rond is gegaan" dan een kleine jongen gebeden uit zijn hoofd horen opzeggen die hem niets zeggen. 'Let his prayers come from the heart, no said by heart'." (Aids...)

Over de eerste wereldoorlog: "Hoewel we een vernis van civilisatie hebben, zitten de primitieve instincten van de man dicht onder de oppervlakte. Bedrog komt altijd uit. Zagen we dat niet in de verschrikking van de oorlog? Maar blijkbaar erkennen de kerken dit feit, in ieder geval kan ik me niet herinneren dat ze enige poging deden om het doden van onze medemens te stoppen, onze medechristenen." (Varsity...)

Het is duidelijk dat hij niet altijd gelukkig was met de kerk, en zij niet met hem.
 
 
 
Sex

"Een padvinder is rein in woord en daad". Deze wet is, met de goede daad, de belangrijkste oorzaak voor het brave imago van de vroegere padvinderij. Toch was Baden-Powell in zijn tijd op seksueel gebied vooruitstrevend.

"De preutse geheimzinnigheid, waarmee wij voor de jeugd van beide seksen dit belangrijke onderwerp omhullen, doet ontzaglijk veel kwaad. De geheimzinnige manier, waarop wij de jongen alle voorlichting onthouden, doet hem in dit opzicht even geheimzinnig zijn eigen weg kiezen, vaak met verkeerde gevolgen.
...
Hier, waar deze natuurprocessen rond en bij ons plaatsvinden, zijn we op Gods gebied. En toch mogen we, volgens door mensen gemaakte voorschriften en conventie, er niet over spreken; ze zijn "onbehoorlijk". (Verkennen...)

"Er is geen zonde in seks, De zonde komt als seks wordt misbruikt. " (Rovering...)

Als natuurmens vond hij seks een normale zaak die bij het leven hoort. In zijn boek voor voortrekkers geeft hij dan ook redelijk duidelijke voorlichting. Als aanhanger van de evolutietheorie was voor hem de seksuele drang van jongens precies hetzelfde als in de natuur de bronstigheid van een hert, dus heel normaal.
"Nu zijn we leden van een maatschappij die geregeld wordt door bepaalde morele wetten en sociale afspraken. Veelvuldige geslachtsgemeenschap is verboden door deze morele wetten, dus is er een dilemma. Primitieve verlangens versus moraal en sociale wetten. We hebben vastgesteld dat we niet kunnen ontsnappen aan de verlangens". (Rovering..)
Het is opvallend dat hij niet echt zegt dat morele wetten goed of fout zijn. Ze zijn er en daar moet je een weg in vinden. Ook elders blijkt dat Baden-Powell eigenlijk geen moralist is, dat wil zeggen hij oordeelt niet snel of iets moreel slecht is. Het gaat altijd om praktische zaken, om de wereld voor jezelf en anderen plezierig te maken. Een belangrijke reden tegen regelmatig seksueel verkeer was voor hem de kans op geslachtsziekten, waar hij in het leger ongetwijfeld de nodige problemen heeft gezien. Maar als het dan fout was gegaan en je had iets opgelopen, dan hoor je hem niet straffend spreken over slecht of zondig. Dan moest je maar snel naar de dokter, die er wel iets voor wist.

Waarom de gedachten aan die natuurlijke zaken dan wel zo "onrein" waren maakt hij niet duidelijk. Maar in wezen denken we er niet veel anders over dan hij, ook is publiek nu alles mogelijk.
 
 
De Liefde

"Wat is succes?
De top? Rijkdom? Positie? Macht?
Volstrekt niet. Dat is niet mijn idee van succes.
Dit reken ik als succes: gelukkig zijn. De twee sleutels daarvoor zijn:
- Neem de dingen niet te serieus maar maak het beste van wat je hebt en bekijk het leven als een spel en de wereld als een speelplaats.
- Laat je daden en gedachten bepaald worden door Liefde. Met Liefde met een hoofdletter "L" bedoel ik niet verliefd worden of zo. Ik bedoel het gebruik van een vriendelijke geest die je laat zien wanneer je een goede daad doet voor andere mensen, wanneer je vriendelijk bent en sympathiek en wanneer je dankbaarheid toont aan anderen voor vriendelijkheid die ze jouw doen.
Dat is Good-will, En Good-will is Gods wil" (Varsity...)
Dit zijn opvallende opvattingen, waar toch Scouting van doordrenkt is. Merkwaardig genoeg passen ze naadloos bij de "Love and Peace" ideeën van de generatie die Baden-Powell de vergetelheid instuurde.

Nu moet wel gezegd worden dat Baden-Powell dit zei als gearriveerde held. Uit zijn biografie blijkt hoe energiek hij (en zijn moeder en zijn broers) in zijn jeugd probeerden om in de juiste kringen terecht te komen op jacht naar rijkdom (om de stand op de houden) en positie (zijn carrière). Dit was heel gebruikelijk en noodzakelijk in zijn kringen maar relativeert wel zijn relativering van rijkdom, positie en macht.
 
 
 
De Critici

Baden-Powell en Scouting hebben ieder een (auto)biografie geschreven. Hij zag daar niet veel in, wat wel voor de hand lag. Bij teruglezen van zijn oude boeken en brieven zou blijken dat hij wel eens een andere mening had in zijn jonge dagen en dat hij zijn avonturen met de nodige fantasie had opgetuigd. Feiten en verzinsels liepen bij Baden-Powell door elkaar heen, waarschijnlijk niet om zichzelf mooier te maken, maar om de jongens een mooier verhaal te bezorgen. Hij was het grote voorbeeld geworden van die honderdduizenden jongens en hun verbeelding moest niet verstoord worden. Hij schreef een eigen biografie (Lessons from the Varsity of Life) en Scouting een andere. In beide stond natuurlijk weinig kritiek.

Vanaf de zestiger jaren ging een aantal historici aanmerkelijk kritischer te werk en beschuldigden hem van diefstal van ideeën (ten behoeve van Scouting), racisme, massamoord, anti-semitisme, fascisme, sadisme, militarisme en homofilie. Voor dit alles zijn wel aanwijzingen te vinden, maar veel meer spreken dit tegen. Het is maar welke losse uitspraken je selecteert en hoe je die interpreteert.

Zijn biograaf Tim Jeal heeft tegenargumenten gegeven voor alle beschuldigingen, behalve homofilie. Voor dat laatste was wel een forse hoeveelheid Freud nodig, terwijl deze biograaf nogal gevoelig is voor ieder verband tussen Baden-Powell en seks. Er zijn wel argumenten die we tegenwoordig overtuigend vinden. Als liefhebber van de natuur was Baden-Powell een bewonderaar van een gezond jongenslichaam. Maar hij schreef daar openlijk over, zonder dat iemand hem in die tijd ergens van verdacht. Waarschijnlijk ligt onze conclusie meer aan de gespannen manier waarop tegenwoordig alles seksueel verklaard wordt. Een mens zit ingewikkelder in elkaar dan het simpele hetero-homo en laat alleen naar buiten zien wat de maatschappij acceptabel vindt. Dus is het moeilijk oordelen over iemand die leefde in een totaal andere cultuur. Tenslotte is de vraag zelf tegenwoordig voor de meesten (in Nederland) niet meer belangrijk.