|
In 2018 is een
opgraving uitgevoerd in de Zanderij in Katwijk door de AWN-Rijnstreek
(Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie). Bij proefsleuvenonderzoek
in 2010 zijn akkers, ploegsporen en, paalkuilen en de uiteinden van
twee vermoedelijk middeleeuwse huizen aangetroffen (ADC rapport 2846, 53-54).
Detailgegevens
-
Archeologische begeleiding van de werkputten
en publiekopgraving: Willem Jezeer van het ADC
Partners
-
AWN-afdeling Rijnstreek
-
Provincie Zuid-Holland
-
AWN landelijk hoofdbestuur
-
ADC
-
Gemeente Katwijk
-
Vastgoedontwikkelaar Campri.
-
Aannemer Noorlander groep
Leidse historische
gegevens over de aanleg van de eerste Zanderijsloot, P.J.M. de Baar.
Verslagen:
Maandag 24 september. Welkomswoord
door AWN-Rijnstreek voorzitter Joost Vorst.
Dinsdag 25 september.
P. de Baar
Nadat op maandag 24 september de opgraving
formeel begonnen was met de openingshandeling door de burgemeester en wethouder
Knape, stond de volgende dag in het teken van het opschaven van de oppervlakte,
die door de regen in het weekend een soort grauwsluier gekregen had. Daardoor
waren de eerder zo scherp zichtbare sporen vrijwel helemaal vervaagd. Op
sommige plekken was er zelfs bovenop klei een dun laagje zand gespoeld,
of op grijs zand lag ineens een soort waas van bruinig zand. Begonnen werd
met het middenterrein, dat in ieder geval droog was. Maar het was wel duidelijk
dat alles wel heel nat was, en dan is schaven niet zo ideaal. Daarom werd
de pomp naar de put gesleept en begon zijn werk. De gevolgen daarvan werden
met het uur beter zichtbaar: enorme vlakken die sinds de aanleg bijna veertien
dagen geleden constant onder water gestaan hadden, kwamen nu weer ‘boven’.
Toen de pomp zelfs de put waarin de aanzuigslang lag tot op de bodem toe
leeggepompt had, moest hij weer afgezet worden, omdat het laatste water
niet zo snel meer toevloeide. Maar ook al is het laatste hoekje nog niet
droog, er is nu in ieder geval voldoende oppervlakte beschikbaar om woensdag
flinke lappen te kunnen schaven. Aan de arbeid dus, voor senior-archeoloog
Willem Jezeer, een aantal leden van de Archeologische Vereniging Rijnstreek
(gewoonlijk AWN genaamd) en (maximaal) zes vrijwilligers uit Katwijk (of
elders). Daarover zal een volgende keer verslag gedaan worden.
vrijdag 28 september
Opgraving vol sporen! P.
de Baar
Begunstigd door het fraaiste nazomerweer
dat maar wenselijk is, werd de afgelopen dagen verder gewerkt aan het droogmaken
van het terrein, het schaven van vlakken en het couperen van enkele vlekken.
Het droogmaken is, zeker nu het niet geregend heeft, dusdanig gelukt dat
nu zo goed als alles droog is, zeker als er ’s-morgens even gepompt wordt.
Integendeel, er dreigt nu iets anders: stuiven van zand, vooral van de
storthopen. Maar met niet al te veel wind hoeven we nog niet bang te zijn
voor een zandstorm als in de Sahara, waardoor alles weer overstuift en
je weer opnieuw kunt gaan schaven.
De vlakken die langere tijd onder water
gestaan hebben, zijn nu al deels geschaafd, zodat de sporen weer duidelijk
worden. Dat is vooral nodig om op de Open Dag, zaterdag 29 september van
10 tot 16 uur (iedereen is welkom, maar liefst wel met laarzen!), de bezoekers
te kunnen tonen waar de sporen zijn en hoe de plattegrond van de gevonden
boerderijen eruit gezien kan hebben. Dit schaven is een moeizaam karwei,
maar moet nu eenmaal gebeuren; voorlopig zijn er (ook veel Katwijkse) handjes
genoeg om dat niet urenlang te hoeven doen.
En dan het couperen of anderszins uitgraven
van vlekken die gevonden zijn en waarvan verwacht wordt dat er wel vondsten
in gedaan kunnen worden. En inderdaad is er wel een en ander gevonden,
zoals een Merovingisch kommetje met een soort radversiering, waarbij de
natte klei van de al wel gevormde pot behandeld is met een soort radje,
waardoor er twee ringen met min of meer identieke indrukken ontstaan zijn.
Ook is een soort peddel gevonden, waarvan de steel wel erg kort is: indertijd
al afgebroken of pas later in de grond gezet als een soort steun en toen
afgebroken, of gewoon deels verrot? Zo geeft alles wat je opgraaft leuke
puzzeltjes.
In de gecoupeerde vlekken, waar dus de
helft van een min of meer ronde donkere verkleuring uitgespit wordt om
het profiel te kunnen bestuderen, en de uitkomende grond heel zorgvuldig
bekeken wordt op voorwerpen of vondsten, werd heel wat bot aangetroffen.
De gedachte is dat het slachtafval is. Helaas is het in zo’n slechte staat,
dat als je bijvoorbeeld een aantal kiezen mooi op een rijtje ziet, bij
het uitpeuteren alles losraakt en je alleen de kiezen overhoudt – die zijn
door het glazuur haast onverwoestbaar, maar de kaak waar ze in zaten, is
soms alleen nog maar een soort bruine vlek. Maar misschien kan later nog
eens gekeken worden van welk dier die kiezen waren, zodat we weten of bijvoorbeeld
een stal bewoond werd door paarden, koeien of gapen/scheiten (voor wie
dat niet begrijpt: omdat het verschil tussen botten van geiten en schapen
vrijwel niet te zien is, wordt in de archeologie altijd gesproken van geit/schaap,
en als je dat samenvoegt krijg je een nieuw woord: gaap of scheit). En
wellicht kan zo’n deskundige ook nog wat zeggen over de leeftijd van het
dier waar de tanden van waren: een kalfje, een rundje of een volwassen
koe of stier. En zo graven we verder….
Zaterdag 29 september: Open Dag!
P. de Baar
De Open Dag mag met recht een succes genoemd
worden, al was het aantal bezoekers niet echt groot. Maar in een weldadig
najaarszonnetje hebben ze wel waar gekregen voor hun moeite om door een
wildernis de opgravingsputten te bereiken. Ze konden daar de opgravers
aan het werk zien en konden langs de in het zand gekraste lijnen rond de
gevonden sporen lopen om daar uitleg te krijgen over hoe al die sporen
geïnterpreteerd moeten worden. En als ze geluk hadden, konden ze er
getuige van zijn dat er juist een scherf of stuk hout aangetroffen werd,
en dan natuurlijk heel voorzichtig uitgetroffeld of uitgegraven (als het
wat dieper zit, zoals houten paaltjes). De ene keer is het een aardige
vondst, maar er worden ook zaken gevonden waarvan de vinder niet echt enthousiast
wordt, zoals kiezelstenen (maar ook die zijn voor de archeologen interessant,
want die zijn hier ook wel door menselijke activiteit terechtgekomen),
of een tabakspijpje (een getuigenis van wellicht een akkerbouwer die bezig
was zijn oogst binnen te halen en daarbij zijn tere kleipijpje brak en
ter plaatse achterliet). Trouwens, aan de grootte van een pijpje is al
af te lezen of het een vroege (1600 à 1700) of een late (19e eeuw)
is, en aan het hielmerk kun je vaak de tabakspijpmaker herkennen. Van veel
pijpmakers is bekend van wanneer tot wanneer ze actief waren, zodat dit
een behoorlijk exacte indicatie is voor de datering ervan, en daarmee soms
van de laag waarin de pijpekop aangetroffen werd.
Ook degenen die de opgraving verrichtten
zijn met een tevreden gevoel huiswaarts gekeerd. Er werd per saldo toch
best wel wat gevonden, wat altijd weer bevrediging schenkt. Inmiddels is
een vijftal bakjes vol vondsten gereed om gewassen te worden, waarna bij
enkele scherven van één en dezelfde pot gepuzzeld kan worden
en als er inderdaad scherven aan elkaar passen, die gelijmd worden. En
als er dan niet al te veel aan ontbreekt, kan zelfs tot restauratie overgegaan
worden, dus het invullen van ontbrekende delen met gips. Dat witte gips
krijgt eventueel een kleur door verfstof van de goede kleur aan het gips
toe te voegen, of het witte gips achteraf in de goede kleur bij te schilderen
(al moet altijd zichtbaar blijven dat het een restauratie is).
Er gaat dus nog heel wat werk zitten in
de behandeling van de vondsten. Na wassen (en drogen) en soms puzzelen,
moet alles gedetermineerd worden, opgemeten of gewogen, van vondstkaartjes
voorzien (anders weet je binnen de kortste keren niet meer waar welk scherfje
of voorwerp gevonden is) en in opgeborgen in plastic zakjes of zakken (bij
grotere hoeveelheden uit één vondstnummer). En als dan alles
volgens de (zéér gedetailleerde!) regelen der kunst verwerkt
is, naar een definitieve bewaarplaats overgebracht. Maar de mooiste zaken
zullen niet zomaar roemloos in zakken in een donker depot verdwijnen waar
niemand ze kan zien; integendeel, in het Katwijks Museum zal er een vitrine
ingericht worden waar ook de geïnteresseerde Katwijker (of andere
museumbezoeker) ze kan bekijken. Dus komt dat zien! (al duurt het nog wel
enkele dagen voor het zover is). En komt het horen! Want op woensdagavond
3 oktober is om 20.00 uur daar de lezing door Henk van der Velde over de
vroegere opgravingen in de Zanderij. Toegang gratis! Dus tot ziens.
Donderdag 4 oktober: vervolg opgraving
Katwijk-Zanderij fase 9.
P. de Baar
In de afgelopen dagen (dinsdag, woensdag
en donderdag) is verdergegaan met het couperen en uitprepareren van de
sporen van de aangetroffen huizen/boerderijen. Dat leverde flink wat vondsten
op, maar meest bestaand uit kleine scherfjes en botjes. Echt spectaculaire
zaken zaten daar niet tussen. We moeten ons dus maar tevreden stellen met
bijvoorbeeld nog weer een scherfje met radjesversiering, dat misschien
wel past aan de eerder opgegraven scherven van een potje. Daar moet te
gelegener tijd maar eens op gepuzzeld worden.
Maandagavond en dinsdag is stevig doorgewerkt
om alle vondsten tot nu toe te wassen; dat gebeurt in Alphen aan den Rijn.
Zo’n driekwart van alle vondsten is nu schoon, althans schoon genoeg voor
het moment; soms moet later nog eens wat achtergebleven zand gepeuterd
worden uit kleine gaatjes, of een aanslag verwijderd. Zo zijn er meerdere
scherven beroet tijdens het in of boven het vuur staan tijdens het koken.
Nu liggen die vondsten te drogen – helaas is het geen hoogzomer meer, zodat
een volle week zeker wel nodig is om alles door-en-door droog te krijgen.
Daarna kunnen de droogrekjes weer leeggeruimd worden en de inhoud in plastic
zakjes verpakt voor determinatie en eventueel puzzelen of zelfs restauratie
in een latere fase.
Als een soort staalkaart van wat er in
deze opgraving al gevonden is, zijn enkele vondsten, nog wel een beetje
vochtig en daarom nog niet gelijmd, in een vitrine in het Katwijks Museum
tentoongesteld. Daar zijn ze tijdens de normale openingsuren te zien. Een
tweede vitrine zal volgende week ingericht worden. Te zien zijn scherven,
met een grote slinger versierd of met radjesversiering (tien scherven van
hetzelfde potje), maar ook een merkwaardige steen, mogelijk ooit opgeraapt
langs het strand of de oever van de Oude Rijn en naar de Zanderij gebracht
en daar weggegooid of verloren. Ook is er een negentiende-eeuwse pijpenkop
te zien, die door een zandgraver of schorsenerenteler is weggegooid.
Woensdagavond was in het Katwijks Museum
de lezing door Henk van der Velde als eerste in een reeks van drie. De
zaal was met zo’n vijftig toehoorders haast helemaal bezet. Hij vertelde
dat hij lange herinneringen aan Katwijk heeft: 22 jaar geleden was zijn
eerste klus als professioneel archeoloog juist daar. Het is ook een van
de oudste plekken waar intensief gegraven is; al in 1772 liet Johannes
le Francq van Berkhey een gravure maken van het afzanden, waarbij de humuslagen
en spontane watervallen heel mooi in beeld gebracht zijn. Zo behandelde
hij alle activiteiten die in en om Katwijk op archeologisch gebied ontplooid
zijn, vooral voor de Romeinse en Vroegmiddeleeuwse perioden. Vanzelfsprekend
ging dat door tot de huidige dag, want van zijn bedrijf ADC zijn er medewerkers
bezig zowel in de Zanderij als in Valkenburg naast de N206, Tjalmaweg,
waar de Romeinse weg is aangetroffen en ongelofelijke hoeveelheden Romeins
afval gevonden. Beide opgravingen hebben boven verwachting veel materiaal
en sporen opgeleverd, al miste hij nog wel een mijlpaal, een grafveld bij
de Zanderij en een burcht van een lokale edele (zelfs het woord koning
viel). Maar dat zijn natuurlijk de wensdromen van een bevlogen archeoloog.
In ieder geval kreeg hij van een aandachtig en tevreden publiek een welverdiend
applaus.
Woensdag 10 oktober zal de volgende lezing
plaatshebben door Jasper de Bruin over de opgravingen uit de Merovingische
periode in Oegstgeest bij museum Corpus. Komt dat horen en zien!
6 oktober: En de gravers groeven verder
P. de Baar
De afgelopen week werd rustig doorgewerkt
aan het uitgraven van sporen, met name door het couperen. Dat betekent
het in twee delen scheiden van een vlek of spoor in de grond, groot of
klein, en het uitgraven van één helft ervan. Daarbij wordt
de scheiding scherp afgestoken om te kunnen zien hoe diep een ingraving
gaat, of er b.v. hout in zit (variërend van een dun staakje tot een
flinke balk) en hoe de vorm van de verkleuring precies is. Zodra dat klaar
is, wordt van het profiel van de bewaarde helft een foto gemaakt (vaak
meer dan één) en daarna wordt het profiel getekend op millimeterpapier.
Dat is op schaal, zodat achteraf de foto en tekening samen een volledig
beeld geven van de doorsnede van het spoor. Daarna wordt ook de tweede
helft uitgegraven en als dat nodig is, de uitgekomen klei of zand zorgvuldig
doorwoeld en fijngewreven op zoek naar scherven of ander hard materiaal.
De vele aangetroffen wortels van riet kunnen we missen als kiespijn, maar
zelfs kleine stukjes houtskool, grindsteentjes en brokjes hout worden in
een plastic vondstenbakje gedeponeerd, van een watervast vondstkaartje
voorzien (want anders kun je later niets meer terugvinden), in een plastic
zakje gestopt, gewassen, gedroogd, gedetermineerd en eventueel gepuzzeld
en gerestaureerd. Dat is dus nog een heel lange weg vóór
alles in kannen en kruiken is en het eindrapport opgesteld kan worden.
Het geduld van velen, met name uit Katwijk, zal dus flink op de proef worden
gesteld, maar je kunt geen ijzer met handen breken en vooral de noeste
werkers van de AWN-Rijnstreek werken nu eenmaal niet een normale werkweek
lang aan deze zaken, maar slechts een aantal uren in de week. Het moet
wel vrijwilligerswerk blijven!
Het uitgraven van de sporen vorderde goed;
hele stukken zijn afgewerkt. Wanneer de komende week een kraan de put komt
vergroten, kan desnoods een flink deel van de stort al in de bestaande
put gegooid worden. Wel zijn er nog een paar hoeken niet echt aan snee
geweest, onder meer vanwege de nabijheid van de stort, waardoor er wel
eens gevaar voor een diepe put zou kunnen ontstaan. Maar als de stort weg
is en de bovengrond weggegraven, kunnen op de plaatsen waar vermoed wordt
dat er aardewerk of ander materiaal in de grond zit, pas goed flink diepe
sleuven of putjes gegraven worden. Ook midden op het terrein is er een
zeer grote put waarin ongelofelijk veel botmateriaal zit, vooral slachtafval.
Daar zijn al vele moeders met kinderen bezig geweest om uit de vette klei,
die aan alles blijft plakken en soms even afgespoeld moet worden, die botten
te verzamelen. Vooral de kinderen vinden het prachtig om dat materiaal
uit de bagger te bergen, en een meisje dat vijf minuten voor tijd nog een
fraaie onderkaak van vermoedelijk een schaap vond, was helemaal in de wolken.
Zo kan je dag toch niet meer stuk? Dat ze vanwege de modder er als kleine
zwijntjes uitzagen, mocht de pret niet drukken – en na een flinke douche
is het allemaal weer snel vergeten. Ook zaterdag is er op volle kracht
doorgewerkt in dit moddergat en nog zoveel boven water gehaald dat daar
ook komende week nog wel wat doorgemodderd zal gaan worden. Daarover zullen
we komende week verder vertellen. En zaterdag 13 oktober (tussen 10 en
16 uur) is iedereen weer welkom om het terrein te betreden (waarbij laarzen
wel onmisbaar zijn) en met eigen ogen te zien hoe de opgraving in zijn
werk gaat. Alvast van harte welkom!
Donderdag 11 oktober: En de put groeide
en groeide… P. de Baar
De afgelopen dagen stonden in het teken
van het vergroten van de bestaande opgravingsput, met name op de plekken
waar vermoed wordt dat sporen van Merovingische boerderijen doorlopen.
Inderdaad kon door het weggraven van de bovengrond een flink stuk spoor
vervolgd worden tot duidelijk werd dat het einde bereikt was, te zien aan
een plek waar het spoor ophield op de plaats waar je de toegang tot de
boerderij kunt verwachten. Daarmee was wel een lengte van de volledige
boerderij van zo’n dertig meter bereikt, hetgeen wel uitzonderlijk te noemen
valt. Wellicht is dat de geboorte van een nieuwe soortnaam: de Katwijk-boerderij.
In de archeologie zijn veel nieuwe verschijnsels genoemd naar de plek waar
die voor het eerst gevonden zijn, zoals de Vlaardingencultuur of Swifterbantcultuur.
Alle sporen in de oude put zijn inmiddels
afgewerkt, dus gecoupeerd, uitgetroffeld, hout geborgen, op metaal afgepiept
en vanzelfsprekend gefotografeerd en getekend (als dat de moeite waard
was). Daarmee is een geweldige hoeveelheid documentatie verzameld, die
nog volledig verwerkt moet gaan worden – een klusje dat niet een paar weken,
maar wel maanden in beslag zal gaan nemen. Natuurlijk kunnen er wel snel
voorlopige conclusies getrokken worden, maar voor de precieze uitwerking
is veel meer nodig. Zo moeten alle vondsten gewassen, gedetermineerd en
in een databestand ingevoerd worden; ook iets wat niet in een handomdraai
gerealiseerd kan worden. Afgelopen maandagavond heeft een drietal studenten
archeologie een flinke bijdrage geleverd door het wassen van vuile vondsten
en inpakken van al gewassen materiaal, waarvoor vanzelfsprekend zeer veel
dank past. Dinsdag is de rest gewassen, zodat er op dat gebied gelukkig
geen achterstand is. Overigens zijn wij de studenten archeologie in zijn
algemeenheid zeer veel dank verschuldigd. Door hun bijdrage konden grote
aantallen coupes gezet worden, getekend, geschaafd en wat al niet, wat
niet haalbaar geweest zou zijn als we alleen met AWN’ers en vrijwilligers
uit Katwijk e.o. hadden moeten werken. Dat voor sommigen in het kader van
een soort stage hier studiepunten mee te verdienen zijn, doet daar absoluut
niet aan af; beide partijen zijn met de inzet zeer tevreden.
Woensdagavond was de tweede lezing in
het kader van deze publieksopgraving. Jasper de Bruin sprak voor een weer
vrijwel volledig gevulde zaal in het Katwijks Museum over de opgravingen
naar een Merovingische nederzetting en de daarbij behorende kunstwerken
(blijkend uit grote ingegraven palen, vermoedelijk kadewerken) in de buurt
van museum Corpus langs de A44 onder Oegstgeest. Dit was een prachtige
opgraving in heel wat jaarlijkse campagnes, waar haast een generatie archeologen
met het nobele handwerk van de archeologie te velde vertrouwd is gemaakt.
Zelfs nu nog wordt daar gegraven; wie wel eens over de N206 (Tjalmaweg)
rijdt, kunnen de enorme hopen grond in die hoek niet ontgaan zijn. Vanzelfsprekend
probeerde hij een relatie te leggen tussen wat hij daar gevonden heeft
en wat er nu in Katwijk-Zanderij fase 9 aan het licht is gekomen. Zijn
betoog zal velen aangesproken hebben en duidelijk gemaakt wat voor groot
belang ook de Katwijkse opgraving voor de Nederlandse archeologie heeft.
De kraan gaat onverstoorbaar verder met
het vergroten van de put, zodat er nog meer opgravingsvlak beschikbaar
komt. Zaterdag 13 oktober kan iedereen zich ter plaatse laten voorlichten
door een bezoek te brengen aan de opgraving, in het kader van de Nationale
Archeologie Dagen (NAD). Je kunt daar dan zien hoe de opgraving aangepakt
is en hopelijk zijn er dan nog heel veel sporen te zien, zodat uitgelegd
kan worden hoe een Merovingische boerderij er in plattegrond ruwweg uitgezien
heeft. Alvast welkom, maar denk wel aan laarzen!
Zaterdag 13 oktober: Nationale Archeologiedagen
(NAD) P. de Baar
De Nationale Archeologie Dagen (NAD), in
veel plaatsen drie dagen beslaand, van vrijdag 12 tot zondag 14 oktober,
is in Katwijk-Zanderij fase 9 op de zaterdag aangewend om zoveel mogelijk
Katwijkers (en anderen) te laten zien wat er bij hen ‘om de hoek’ aan archeologisch
onderzoek aan de gang is. Overigens is er nog een plaats waar in dat kader
het nodige te zien was: in het Torenmuseum in Valkenburg en de opgraving
langs de N206 (Tjalmaweg) daar. Wie daar niet voor gereserveerd had of
nog niet genoeg archeologie gezien had, kon ook nog doorstromen naar de
Zanderij. Daar was zelfs op vrijdag nog een route door waterplassen en
onkruid gebaand voor bezoekers die geen waterdicht schoeisel hadden.
Ook in de put was rekening gehouden met
veel bezoek: afgezien van een gemakkelijke toegang tot de put werden tal
van sporen ingekrast en van plastic vondstnummertjes voorzien. Zo zie je
een plattegrond veel beter. Natuurlijk kun je ook op een storthoop klimmen
voor een overzicht van een deel van de put, maar dan zie je het soms nog
niet echt goed. In ieder geval hebben velen weer van deze activiteit genoten,
vooral begunstigd door een weldadig zonnetje.
De AWN-Rijnstreek kon niet op volle sterkte
uitrukken omdat er tegelijkertijd ook in Alphen aan den Rijn activiteiten
in het kader van de NAD ontplooid moesten worden, maar er waren genoeg
noeste gravers aanwezig om het publiek een goede indruk van de werkzaamheden
te bieden en tekst en uitleg te geven.
En dan zien we nu uit naar de laatste
lezing in de reeks van drie, op de woensdagen om 20.00 uur in het Katwijks
Museum. Deze zal op 17 oktober gehouden worden door Menno Dijkstra, die
een dik proefschrift geschreven heeft over de geschiedenis en archeologie
van de mondingen van de Rijn en de Maas in (ook) de Merovingische periode.
Hij zal ons vertellen over wat hij allemaal uit oud archeologisch onderzoek
heeft kunnen halen en welke problemen oude kronieken en andere handschriften
de geschiedkundigen bereid hebben bij hun interpretatie van bijvoorbeeld
plaatsnamen uit die geschriften. Ook nu is iedereen weer welkom; toegang
gratis.
De opgraving zelf duurt nog de hele week,
maar is al volgeboekt voor wat belangstellende Katwijkse helpers betreft…
 |
H.W. van der Leeuw |
Donderdag 18 oktober: het einde van
de opgraving Zanderij nadert! P. de Baar
Omdat komende zaterdag 20 oktober de laatste
dag van de opgraving zal zijn, is er de afgelopen dagen nog hard gewerkt
om binnen die gestelde tijd alles netjes af te werken. Er is nog een extra
sleuf getrokken, waar – zoals verwacht – vooral ploegsporen aangetroffen
zijn. Het gewenste grafveld, en misschien nog wel meer Merovingische boerderijen
of wat al niet, zal dus wel niet meer ontdekt worden, mocht het er zitten.
Maar nu al kan gezegd worden dat alle inspanningen tot nu toe en nog te
leveren, zeer veel opgeleverd hebben.
Ook nu gaat het vinden van vooral bot,
maar toch ook wel scherven van potten en pannen, gewoon door. Die van de
vorige week zijn grotendeels gewassen, maar er bleef toch nog wel wat over;
de achterstand is in ieder geval overzienbaar. Over een paar weken zal
dit wel klaar zijn en dan kan er gedetermineerd gaan worden. Dat er dan
eens een maandagavond uitvalt dat er niet gewassen wordt omdat er een lezing
is (op 29 oktober), zal de zaak niet geweldig ophouden. Maar zoals al eerder
gezegd zal het totaal afwerken van de hele opgraving nog de nodige tijd
duren.
Afgelopen woensdag was de laatste lezing
in de cyclus van drie lezingen over de Merovingische tijd in Katwijk en
omgeving. Menno Dijkstra vertelde een groot en geboeid publiek over zijn
interpretatie van de opgravingen in deze streek en vooral welke gevolgtrekkingen
daaruit gemaakt kunnen worden ten aanzien van de geschiedenis van de Oude
Rijn en de bewoning daarbij. Dit werd geïllustreerd met veel kaartjes
en foto’s, zodat het publiek een prima idee kon krijgen hoe het er in die
tijd wellicht uitgezien heeft. Door deze cyclus zullen velen een veel beter
inzicht gekregen hebben, en dat was de bedoeling ervan. Voor de genoten
gastvrijheid in het Katwijks Museum zijn wij zeer dankbaar. Inmiddels heeft
het bestuur van de afd. Rijnstreek besloten om, zodra de uitwerking van
de opgraving ver genoeg gevorderd is, nog een keer een lezing in Katwijk
te houden over de resultaten ervan en in hoeverre er bestaande vragen beantwoord
zijn en wat de bijdrage van deze opgraving is aan de geschiedschrijving
van Katwijk in de Merovingische tijd. En dan kan hopelijk het filmpje met
drone-opnamen getoond worden, dat nu wegens technische problemen niet wilde
werken. Daarvoor is dat toch echt te leuk. Dit houdt dus een belofte voor
de toekomst in, waar het Katwijkse publiek toch ook van moet kunnen genieten.
Wordt dus toch nog vervolgd…
Zaterdag 20 oktober: eind goed, al goed!
P. de Baar
Zoals altijd wegen de laatste loodjes het
zwaarst en gelukkig kwam zaterdag een van de vrijwilligers met een mini-gravertje
helpen, zodat er nog veel sporen gecoupeerd konden worden en er nog veel
hout uitgegraven werd. Met een flinke groep schavers konden de sporen afgewerkt
worden waar heel veel bot, aardewerk en zelfs glas (uiterst zeldzaam in
Merovingische context) uit getroffeld werd. Kortom, alles wat we wilden
opgraven is afgewerkt en heeft tot een flink aantal vondsten geleid, die
nu gewassen en verder behandeld zullen worden. Zodra dat mogelijk is zal
verder bericht worden over opvallende zaken en een algemeen overzicht gegeven
worden.
Dat deze opgraving een succes is geworden,
was er zeker ook aan te danken dat de weergoden ons ontzettend gunstig
gezind waren. Om in september en oktober dag-in dag-uit in een lekker zonnetje
te mogen werken, is toch fantastisch? En dan de hoeveelheid werk: niet
te weinig, maar gelukkig ook niet te veel, want het gaat aan het hart van
iedere archeoloog als er tal van sporen niet afgewerkt kunnen worden of
putten waarin heel veel vondstmateriaal zit, niet geleegd kunnen worden.
Kortom, bij iedereen alleen maar tevreden gezichten.
Vrijdagmiddag en zaterdagmiddag werden
de deelnemers hartelijk bedankt voor al hun inzet en arbeid. Daarbij moeten
speciaal genoemd worden de senior-archeologen Willem Jezeer en Channa Cohen
Stuart, die alles in goede banen geleid hebben en met hun expertise zaken
gezien hebben die minder ervaren (vrijwillige) archeologen zeker gemist
zouden hebben. Dan de AWN’ers, zowel van Rijnstreek als van andere afdelingen.
Vervolgens de studenten, die een geweldige steun bleken te zijn. En tot
slot de Katwijkers die in zo groten getale hebben meegewerkt en daar de
eerste beginselen van de archeologie hebben meegemaakt. Zij allen waren
de nijvere mieren in de werkput, maar daarnaast hebben ook vele anderen
een onmisbare bijdrage geleverd, zoals (zonder naar volledigheid te willen
streven) de gemeente Katwijk (met name Joke Ouwehand), het Katwijks Museum
voor de lezingen en vitrines, fotografen, metaaldetectoren, de bestuurder
van de mini-graver en ga zo maar door. De opgraving heeft ook voor heel
veel publiciteit gezorgd, tot in de NRC toe, en trok veel publiek, vooral
op de Open Dag en de Nationale Archeologiedagen. En ook de financiers past
veel dank; zij zijn genoemd op de website.
Op zaterdag was onherroepelijk het einde.
Na het afscheid nemen van veel personen die in de loop der tijd goede bekenden
geworden waren, moesten nog even alle vondsten en voorraden ingeladen worden
en daarna volgde een ‘concert voor twee stofzuigers’ om de kilo’s zand
die in de vloerbedekking gelopen waren, weg te zuigen en alles schoon achter
te laten. Het was dan ook met een zucht van verlichting dat het hek dichtgetrokken
werd, maar toch eigenlijk ook wel met een beetje weemoed. Tabeh, Zanderij!
Dinsdag 13 november: er wordt nijver
verder gewerkt P. de Baar.
Vandaag twee wetenswaardige feiten: de
put is dichtgegooid en de directiekeet na gebruik door ons weer netjes
opgeleverd, tot tevredenheid van die directie. Alle spullen zijn weer terug
in Alphen aan den Rijn. Daar is vandaag begonnen met het opbergen van de
meest in de weg staande zaken. Zo zijn alle schoppen schoongemaakt en in
het vet gezet, zodat ze niet wegroesten. Maar er zal nog flink gestouwd
moeten worden om alles weer op zijn oude plek te krijgen.
Het wassen is voltooid waar het bot, aardewerk
en minder vaak voorkomende zaken als glas, hutteleem, natuurlijke steen
(hardsteen, tufsteen, grind, een wetsteen) en wat houtskool betreft. Dat
is mooi, want dat kan komende dinsdag, als alles droog is, ingepakt worden,
zodat er daarna aan de determinatie begonnen kan worden. Zoals haast onvermijdelijk
zijn de vondsten met de laagste nummers het allerlaatst aan bod gekomen
om te wassen, en omdat het nu eenmaal het handigste is om met vondstnummer
1 te beginnen met determineren, moet er dus nog even gewacht worden. Maar
de databases waarin de gegevens ingevoerd moeten worden, zijn al gemaakt
of staan in de steigers, zodat er al snel begonnen kan worden. Dat invoeren
is wel een kwestie van lange adem, een wel zeer lange ademtocht van zeker
enkele maanden. En dan komen nog alle foto’s, coupe-tekeningen, spoornummers
enz. enz. Gelukkig krijgen we enige versterking in het verwerken van die
enorme hoeveelheid zaken en gegevens.
Is daarmee het wassen afgelopen? Nou nee,
er staan nog twee grote emmers en een aantal zakken, waaronder flink grote,
met monsters. Die moeten nog wel even gezeefd worden. Nu hebben we wel
mooie zeven, maar dat is toch ook best een flink tijdrovende klus. En als
het mooie scherfjes zijn, is het niet zo’n probleem, maar als je b.v. veel
houtskool hebt waardoor je amper ziet wat een brokje klei en wat houtskool
is, is het best nog wel een klus. En uiteraard moet alles ook weer drogen,
wat ook weer tijd kost. Maar nu het ‘gewone’ wassen afgelopen is, kan alle
(althans veel) energie in dat zeven gestoken worden. Ook staan er nog een
paar grote zakken met metaal, maar dat zal wel licht schoongeborsteld moeten
worden, want met water veroorzaak je soms alleen nog maar meer roest. En
het merendeel is vrij recente ‘meuk’, amper enige moeite waard. Maar het
moet volgens de regelen der kunst toch wel gedetermineerd worden (en dan
meteen gedeselecteerd?).
Kortom, er is een flinke klus afgesloten,
maar het einde is nog niet helemaal in zicht. En dus wassen, zeven, borstelen,
determineren en databasen we maar weer rustig verder. Iedereen wil zo snel
mogelijk weten wat we nu allemaal wel niet gevonden hebben, maar je kunt
geen ijzer met handen breken: het hele proces kost nu eenmaal veel tijd,
zeker als je er geen vijf volle dagen per week aan werkt (zoals wij drukbezette
vrijwilligers). Maar inmiddels is ook gewerkt aan de kaarten, zoals een
hoogtekaart en allesporenkaart, die zo spoedig mogelijk verspreid gaan
worden (en ook op deze site geplaatst). Het blijft dus de moeite waard
om zo af en toe eens te kijken…
|
|